Niet ver van Skala Kallonis op het zonovergoten Lesbos, ingeklemd tussen de zoutpannen en het strand, ligt dicht tegen de kust een duingebied dat bekend staat als de racebaan. Frequent strijken hier zangvogels neer onderweg vanuit Afrika de Turkse kust volgend richting het Europese vasteland. Op een bewolkte ochtend in mei trok hier vanuit de stekelige maquis een merelgrote vogel opzichtig de aandacht door het herhaald uitwaaieren van zijn staart; een rosse waaierstaart (Cercotrichas galactotes), mijn eerste ooit.

Rosse waaierstaarten zijn familie van de vliegenvangers en leven rond de Middellandse zee oostwaarts tot in Iran. Soms verdwalen jonge vogels noordwaarts: ze werden tot dusver steeds in september driemaal in Nederland gezien. Mannetjes en vrouwtjes hebben eenzelfde verenpak dat gekenmerkt wordt door hun namegiving staart. Twee centrale staartveren zijn egaal bruin terwijl de vijf buitenste staartveren op de uiteinden ovale witte en zwarte vlekken vertonen. Deze vlekken trekken de aandacht wanneer de staart wordt opgezet of uitgewaaierd om indruk te maken op mogelijke broedpartners, om concurrenten te intimideren of om bij gevaar predatoren van het nest weg te lokken.

Uit onderzoek blijkt hoe in de loop van eeuwen de witte en zwarte staartvlekken een bijzondere rol in het waaierstaartleven zijn gaan spelen. De grootte van de witte en zwarte vlekken van de mannetjes waaierstaarten lijken namelijk geassocieerd met een groter broedsucces en minder predatie van hun nest. Hoe groter de witte vlekken, hoe aantrekkelijker de mannelijke waaierstaart. Hoe groter de zwàrte vlekken hoe beter het mannetje predatoren lijkt weg te kunnen lokken van het nest. Mannetjes met grote witte en zwarte staartvlekken zouden hierdoor meer jongen produceren.

In de loop van het broedseizoen slijt de staart en verdwijnen geleidelijk de witte vlekken, maar de zwarte vlekken die gehard zijn door melanine, blijven. De kortere staart aan het einde van het broedseizoen zou minder luchtweerstand geven en hiermee gunstig zijn voor de herfsttrek naar de overwinteringsgebieden ten zuiden van de Sahara.