Het is even voor zonsopgang en nu ik buiten sta valt op hoe ongelooflijk stil het is. Stil, koud (-14 °C), helder en leeg; heerlijk. Door de stilte klinkt bij iedere stap het knisperen van de sneeuw onder mijn schoenen des te luider. We werden vanochtend wakker in Kaamanen – Finland, een verzameling houten huizen 350 km ten noorden van de poolcirkel, in een hutje aan een bevroren en besneeuwd meer. Met het lichter worden ontwaken ook de vogels en klinkt al snel hoog in de bomen het roepen van haakbekken en het opgewonden tsjilpen van groepjes barmsijzen. In de verte hoor ik de krassende bas van een raaf. Gisteravond laat zijn we hier aangekomen vanuit Ivalo in een sneeuwstorm; weinig zicht, ijs op de weg, sneeuwschuivers en veel opstuivende sneeuw bij de zeldzame passerende tegenliggers. Een spannende kennismaking met het rijden in Finland. Nu is het windstil en is alles wit in het golvende landschap van dennen, berken en met sneeuw overdekte meren. Ik ben vroeg uit de veren om de hier rondvliegende vogels met het eerste licht te fotograferen. Al snel zie ik in de berkenboompjes kleine donsballetjes zitten zich warmend in het oranjerode schijnsel van de opkomende zon; barmsijzen.

Er worden drie soorten barmsijzen onderscheiden; grote, kleine en witstuitbarmsijzen (Acanthis hornemanni). Er is veel te doen over deze indeling. Barmsijzen leven en broeden in het noorden van Europa, Rusland, VS, Canada en Alaska. Het zijn gedeeltelijk standvogels die na jaren van overvloed soms ’s winters in groten getale zuidwaarts trekken. Bijzonder is dat ze het hier ’s winters uithouden in de maanden dat het niet licht wordt en ze hun voedsel moeten zoeken in het donker en de bittere kou.
Binnen de huidige indeling onderscheiden de barmsijssoorten zich in verenkleed en snavelvorm. De grote barmsijs heeft het grootste verspreidingsgebied en kenmerkt zich door een relatief donker verenpak met veel strepen in de flanken en onderstaart en een relatief grote snavel. De witstuitbarmsijs is veel lichter, heeft weinig strepen, een witte stuit en een klein ingedrukt puntig snaveltje. De kleine barmsijs is kleiner en donkerder. Probleem in het herkennen van de drie soorten is de overlap in kleedkenmerken en het feit dat ook de leefgebieden van de verschillende barmsijzen elkaar overlappen. Witstuitbarmsijzen hebben echter het meest noordelijke verspreidingsgebied.

In een recente studie (2021), in aansluiting op eerder onderzoek uit 2015, werd het DNA van 73 exemplaren van de drie genoemde barmsijssoorten onderzocht naar de genetische basis van hun uiterlijk. De auteurs vonden een gezamenlijk genenpakket, een ‘supergen’, dat verantwoordelijk was voor de kleur en het streeppatroon van het verenkleed en de snavelvorm. Dit supergencomplex bleek overeenkomstig in de drie barmsijssoorten. De auteurs suggereren dat de expressie van de individuele genen in dit supergen varieert tussen de verschillende barmsijzen onder invloed van externe factoren zoals voedsel, klimaat en leefomgeving en dat op die manier de variatie in kleed en snavelvorm tot stand komt. De auteurs concluderen dat er geen genetische basis is voor een onderscheid in drie soorten. Naar hun idee is er sprake van verschillende ‘morphs’ binnen één en dezelfde soort barmsijs; vergelijkbaar met de lichte en donkere fase van de kleine jager. Het laatste woord is hier vast nog niet over gezegd en geschreven. Tot die tijd zijn er drie soorten barmsijzen en is in de onderstaande foto’s een witstuitbarmsijs te zien.