Het vrolijke klingelen van de belhamel en een aantal scherpe fluitcommando’s van de herder aan zijn honden attendeerden ons op het naderen van een kudde schapen. De eerste ooien verschenen al snel van tussen de verdorde distels, vergezeld door enkele witte reigers die zich als ridders te paard door de schapen lieten meevoeren; koereigers (Bubulcus ibis, Cattle egret). De schapen haastten zich en de koereigers hadden grote moeite het zadel te houden. Anderen liepen behoedzaam tussen de schapen op zoek naar opgeschrikte krekels en sprinkhanen.

Witte reigers en dan vooral de grote en kleine zilverreiger zien we steeds vaker langs onze plassen en velden. In de 19e eeuw werden witte reigers bedreigd door de jacht op hun mooie verentooi, welke verwerkt werd in hoeden en andere modeartikelen, een geschenk van het Victoriaanse tijdperk. Ophef hierover leidde wereldwijd tot bescherming en de oprichting van Vogelbescherming Nederland in 1899; een direct effect van de damesmode. De zilverreigers herstelden zich en met de warmere zomers trokken ze vanuit Zuid-Europa noordwaarts. Enkele tientallen kleine zilverreigers en enkele honderden grote zilverreigers broeden nu in ons land. In hun kielzog volgt de kleinste van de drie, de koereiger, die nu nog een zeldzame verschijning en onregelmatige broedvogel is.

De koereiger komt oorspronkelijk uit Afrika waar hij op de savanne tussen de poten van grazende olifanten, giraffen en buffels zijn voedsel zoekt en hier ‘elephant bird’ of ‘rhinoceros egret’ wordt genoemd. Koereigers zijn echte insectivoren die hun dieet aanvullen met kleine knaagdieren, kikkers, vissen en zelfs kleine vogels. Koereigers vinden sneller en makkelijker hun voedsel in de nabijheid van vee, vice versa ontdoen koereigers de schapen van teken en andere parasieten. Zo lijken zowel schaap als koereiger wel te varen bij deze samenwerking.

Koereigers zijn bovenal bekend om hun opmerkelijke wereldwijde expansie welke in de late jaren 1800 startte en ook nu nog voortduurt en één van de grote succesverhalen uit de vogelwereld is. Rond 1900 kwam de koereiger alleen in Afrika, Spanje en Portugal voor. Sindsdien heeft hij zich noordwaarts in Europa en zuidwaarts in Afrika verspreid. Nederland ligt nu aan de noordgrens van zijn verspreidingsgebied. Ook staken koereigers vanuit West-Afrika oostwaarts de Atlantische Oceaan over en vestigden zich in Suriname en Venezuela, van waaruit Zuid- en later Noord-Amerika gekoloniseerd werden. Ze worden nu tot in Canada waargenomen. De sleutels tot het succes van hun wereldwijde verspreiding ligt in het enorme aanpassingsvermogen in hun voedselkeuze en hun sociale karakter als echte kolonievogel hetgeen ze als groep sterk maakt.  De nu in ons land zeldzame koereiger zal hierdoor ook bij ons steeds vastere grond onder de poten krijgen en aanstonds als vaste broedvogel vaker te zien zijn.