Kort dompelden we ons onder in de chaotische drukte van het oude centrum van New Delhi. We wurmden ons door de nauwe straatjes onder aan de schitterende 17e eeuwse Jama Mashid moskee, genoten van de bijzondere gastvrijheid in de Sikhtempel en reden met een riksja door de straten van het Chandni Chowk district. Enkele honderden kilometers zuidelijker vergaapten we ons de dag erop aan de in wit marmer ingelegde edelstenen van de Taj Mahal, om diezelfde middag op adem te komen in de oorverdovende stilte van het Keoladeo natuurreservaat.

Met een riksja reden we het park in. Aan weerszijden van het pad foerageerden zilverreigers en ooievaars kniediep in poelen vol waterlelies, lotusbloemen, eendenkroos en drijvende varens. Geheel in hun element baanden enkele bronsvleugeljacana’s (Metopidius indicus) zich behendig een weg over dit drijvende tapijt. Hoog op hun poten, balancerend op hun centimeters lange tenen met ver uitgegroeide nagels, renden de jacana’s over het wateroppervlak op zoek naar slakjes, watervlooien, spinnen en een enkel visje.

In juni vallen de eerste regenbuien en start met de naderende moesson het broedseizoen van de jacana’s. Hierin gaat het net iets anders toe dan onder vogels gebruikelijk is. De vrouwelijke jacana’s hebben het namelijk voor het zeggen. Zij zijn groter en verdedigen onderling aggressief een territorium met een harem van enkele mannetjes (polyandrous sexrole-reversal). De mannetjes vechten weer om de aandacht van hun vrouwtje en maken onderwijl ieder een drijvend nest voor haar van gevlochten planten. Na het leggen van de eieren vertrekt het vrouwtje en steekt haar energie in een volgend mannetje. Het verlaten mannetje rest niets anders dan de eieren uit te broeden en in tien weken tijd de jongen solo groot te brengen. De mannetjes blijven tijdens het broedproces onderling in competitie en deinzen er niet voor terug elkaars nest leeg te halen. Slechts twintig procent van de eieren resulteert mede hierdoor in een uitgevlogen jong.
NB. Foto 4 betreft een juveniel.