Er was maar één herfststorm voor nodig. Zo klein als ze waren vlogen ze ver op de noordelijke Atlantische Oceaan ergens tussen Noorwegen en Schotland, op weg om westelijk van Groot-Brittannië naar het zuiden af te zakken en met tienduizenden de winter door te brengen enkele honderden kilometers ver op zee voor de kust van West-Afrika. Maar juist het voorbije weekend waaide er een straffe noordwester met windsnelheden tot acht Beaufort. Pijlstormvogels, noordse stormvogels, allerlei jagers; ze konden de wind niet aan en waaiden richting de Nederlandse kust. Met formaatje spreeuw en een gewicht van niet veel meer dan dertig gram, hadden ook de Rosse franjepoten (Red phalarope, Phalaropus fulicaria) weinig in te brengen tegen het natuurgeweld. En zo waaiden er velen ongewild de Noordzee op en belandden langs de Nederlandse kust. Daags na de storm zag ik ze, eind van de middag, opvliegend voor de omslaande golven ten noorden van het Noorderhavenhoofd voor Scheveningen, foeragerend in de branding tussen de surfers die ook dreven op de golven in de zon.

Ze waren met zijn tweeën, twee juveniele vogels, zo deed hun gevlekte rug vermoeden. Misschien waren het wel broer en zus. Hun ei rolde vier maanden geleden vijfduizend kilometer noordelijk van hier in het nest; op Nova Zembla, Spitsbergen of op het Tajmyr schiereiland in Noord-Siberië, ver boven de poolcirkel. Want zover noordelijk broeden de Rosse franjepoten die we helaas maar zelden langs onze kust zien. De IJslandse en Schotse Rosse franjepoten zien we hier meestal niet. Zij trekken samen met Canadese en Groenlandse franjepoten langs de Amerikaanse Oostkust zuidwaarts om uiteindelijk rond de evenaar, voor de kust van Peru en Ecuador aan de westkust van Zuid-Amerika, te overwinteren.

Ze staan als steltloper te boek, maar wanneer je ze één keer ziet dan weet je beter. Franjepoten lopen maar weinig op hun steltjes, het zijn vooral hele goede zwemmers. Ook deze twee watertrappelden met hun gelobde tenen (franjepoten) in kleine cirkels om hun as, om zo insecten omhoog te woelen en van het zeewateroppervlak van de vortex weg te pikken. Met mijn spijkerboek opgerold tot op mijn knieën liep ik de branding in en probeerde ze zo van dichtbij te fotograferen. Uiteindelijk was ik natuurlijk toch doorweekt, maar het was het meer dan waard. Als kurkjes dobberden de twee tussen de surfers die ze niet of nauwelijks opmerkten. Twee werelden die elkaar niet raakten! De twee franjepoten bleven helaas maar 24 uur, de volgende dag waren ze alweer verdwenen. Mogelijk zuidwaarts trekkend naar warmere streken. Wie geeft ze ongelijk?