Toen ik als kind met mijn vader mee op pad ging waren roofvogels in Nederland zeldzaam. Ik herinner me zonnige zomers met buizerds en sperwers, ‘s winters een enkele zeearend in de net drooggelegde Flevopolder of een doortrekkende visarend of smelleken. Maar dat was het dan wel. De jacht en het gebruik van insecticiden hadden de roofvogelstand in de jaren ’60-‘70 gedecimeerd en sommige roofvogelsoorten kwamen eenvoudigweg niet (meer) in Nederland voor. In heel Europa werd de achteruitgang in de roofvogelstand zo duidelijk dat dit leidde tot strikte bescherming en een verbod op chemicaliën in de landbouw. Terwijl veel weidevogels en zangvogels het nu moeilijk hebben, hebben roofvogels mede hierdoor een geweldige comeback gemaakt.
Ik ben een optimist, bij geboorte, genetisch vastgelegd, maar het is me ook aangeleerd. Optimisme blijkt voor 25% erfelijk en voor 75% aangeleerd; ik geniet van beiden. Nog steeds hoor ik de woorden van mijn immer optimistische moeder, 50 jaar na dato, wanneer er ‘zomers in Scheveningen weer een wazig zonnetje scheen en het eigenlijk geen strandweer was “Het is het mooiste weer van de wereld, jongens, ga lekker met zijn allen naar het strand!” Dat ik 8 broers en zussen heb en dat het in de zomervakantie in die tijd thuis soms wel erg druk was, heeft hier vast (n)iets mee te maken gehad.
Tegen de achtergrond van de sombere berichten over opwarming en dalende biodiversiteit, is het glas voor roofvogels en voor die van de slechtvalk (Peregrine falcon, Falco peregrinus) in het bijzonder, overduidelijk halfvol. Slechtvalken blijken zich geweldig aan te kunnen passen en verspreiden zich succesvol op bijna alle continenten. Waar ik in mijn kinderjaren de slechtvalk zelden zag, broedt deze in Nederland sinds 1991 in steeds grotere aantallen tot ongeveer 200 broedparen nu. Slechtvalken leven, broeden en jagen hier nu, bijzonder genoeg, vooral in de stad. Ook Den Haag kent enkele broedparen in nestkasten hoog op ziekenhuizen en kerken.
Dit juveniele vrouwtje, met haar grote ogen scherp om zich heen kijkend, kwam ik tegen op een bewolkte zondagmiddag in oktober tussen Den Haag en Rotterdam. Ik kreeg ruim de tijd haar te bekijken en fotograferen voor ze weer opvloog en snelheid maakte boven de velden van de Driemanspolder op zoek naar prooi. Ook zij bleek, op basis van haar ring, een jong van één van die 200 Nederlandse slechtvalkparen. Samen met 2 broertjes was ze uit het ei gekropen en geringd, als niet vliegvlug nestjong, op het dak van het 20 km verderop liggende Erasmus MC in mei 2021. En zo onderstreept deze amper 6 maanden jonge dame het aanpassingsvermogen van slechtvalken en is een boost voor mijn optimisme.
Voor mijn moeder, de honderd inmiddels gepasseerd, is het glas ook nog steeds halfvol, ook zij ziet de zon nog steeds graag schijnen..
Heel leuk om te lezen Jaap
Dank Marianne.
Vast heel herkenbaar!