Het was een kraakheldere novemberochtend op de Elspeetse heide. De opkomende zon wierp lange schaduwen langs de dennen terwijl het met rijp bedekte gras knisperde onder onze schoenen. We stonden ons te warmen aan de eerste zonnestralen toen boven de boomtoppen een druk gekwetter klonk van snel naderende, maar nog onzichtbare, zangertjes. Tot plots een groep Grote kruisbekken (Loxia pytyopsittacus) boven de heide verscheen en neerstreek in een eenzame berk. Het karmijnrood van de mannetjes en de groengele tinten van de vrouwtjes schitterden in de vroege ochtendzon.

Grote kruisbekken, standvogels in Schotland, Scandinavië en West-Rusland, hebben zich gespecialiseerd in het foerageren op voor andere zaadeters onbereikbare zaden van nog ongeopende dennenappels van de grove den (Pinus sylvestris). Ze hebben hiervoor een zware gekruiste snavel die hen in engels sprekende landen de naam Parrot crossbill heeft doen toekomen. Grote kruisbekken openen de dennenkegels door met een zijwaartse beweging hun ondersnavel in lijn te brengen met hun bovensnavel, de zo verkregen smalle snavelpunt tussen twee schubben te wringen, om deze met kracht uiteen te wrikken door de ondersnavel weer in zijn oorspronkelijke positie te laten terugveren. Met hun lange tong, waarvan de basis rijkt tot achter de schedel, wordt vervolgens het zaad uit de oksel van de dennenappelschubben gelepeld. Spiraalsgewijs, de kromming van hun ondersnavel volgend, ontdoen de kruisbekken zo de dennenkegels van hun zaden. Dit kan dus links- of rechtsom langs de dennenkegel, daar links- en rechts-scharende kruisbekken in gelijke aantallen voorkomen. Dit polymorfisme lijkt geen genetische basis te hebben, consistent met de algemene regel dat de richting van een asymetrie geen genetische basis kent wanneer de richting willekeurig (1:1) in de populatie voorkomt. Juveniele grote kruisbekken worden geboren met een rechte snavel. Hun snavel ontwikkelt zich enkele weken na het uitvliegen tot een kruisbek. Twee links-scharende ouders kunnen evengoed rechts- als links-scharende jongen krijgen. De discriminerende trigger hiertoe is vooralsnog onbekend.

De (vrouwelijke) dennenkegels van de grove den rijpen gedurende twee jaar na de vruchtvorming. Optimale klimaatcondities in deze jaren kunnen leiden tot overvloedige dennenkegeljaren, zogenaamde mastjaren. Na een mastjaar volgt door uitputting van de boom vaak een mager jaar. Invasies van grote kruisbekken treden op in deze jaren van voedselschaarste volgend op een periode van voedselrijkdom, wanneer de grote kruisbekken tevens elders een rijk voedselaanbod vinden (push-pull mechanisme). Invasies van grote kruisbekken in Nederland zijn zeldzaam (in de voorbije 50 jaar: 1982-’83, 1990-’91, 2013-’14 en 2017-’18) en treden dus op door de combinatie van ongunstige voedselomstandigheden in Scandinavië-Rusland én gunstige omstandigheden hier. In de jaren na een invasie worden frequent broedende grote kruisbekken waargenomen zonder dat dit tot een stabiel broedpatroon leidt. Dit jaar is er sprake van een bescheiden invasie van vooralsnog enkele tientallen grote kruisbekken.