Het was onze tweede dag in Tanzania. We sliepen bij de Masai aan de voet van de Kilimanjaro. Zittend voor onze hut zagen we de zon opkomen van achter de iconische vulkaan. De krassende bas van een overvliegende witnekraaf doorbrak de stilte toen we in de verte de eerste zebra’s opmerkten, grazend in de ochtendnevel.
Lopend op sandalen en slechts gewapend met een stok, gidste een van de Masai ons later op de dag over de vlakte richting de voet van de vulkaan. Hij verzekerde ons dat dit veilig was daar leeuwen of hyena’s hier doorgaans niet kwamen. Het was heel bijzonder op slechts een steenworp afstand van impala’s, zebra’s en giraffen (Giraffa tippelskirchi) de vlakte over te steken. De langzame tred waarmee de bijna vijf meter grote giraffen ons in alle rust passeerden, maakte diepe indruk. Naast broedende kaapse grielen (Bhurinus kapensis), enkele senegalese trappen en kroonkieviten, steelde vooral een grijsrugklapekster (Lanus excubitorius) met zijn fraaie kleed en valkachtige snavel, de show.
Grijsrugklapeksters zijn bijzonder binnen de klauwierachtigen omdat ze in groepsverband broeden en hun jongen gezamenlijk opvoeden (cooperative breeding). Binnen een groep van maximaal elf klapeksters is er één monogaam paar dat eieren legt waarvan de jongen vervolgens in teamverband worden grootgebracht. De helpervogels kunnen jongen uit eerdere jaren zijn, maar ook niet-familieleden. De hypothese is dat cooperative breeding voortkomt uit verzadiging van de beschikbare habitat. Broeden in groepsverband leidt tot een stabiele populatie met een grotere kans op overleving i.v.m. klauwieren die niet in groepsverband broeden.
Schitterende foto”s beleving.