Hoge fluittonen klonken vanuit de boomtoppen toen ik op een herfstige middag het bospad onder de zeedennen in de Meijendelse duinen opliep. Een groep goudhaantjes (Regulus regulus), insectivoren en altijd op jacht naar spinnen, rupsjes of wormen, achtervolgden elkaar met enorme snelheid door het groen. De voorbije weken hadden de Haagse goudhaantjes – standvogels – gezelschap gekregen van vele zuidwaarts trekkende Scandinavische soortgenoten. In sommige jaren is er rond oktober een enorme influx van deze kleinste – 5 gram – onder de Europese vogels. Onder de migrerende goudhaantjes zijn doorgaans mannetjes en eerste-kalenderjaar vogels oververtegenwoordigd.

Goudhaantjes leiden een druk maar helaas ook kort bestaan. Slechts twee jaar hebben ze om hun genen aan het nageslacht door te geven. Het leggen van twee broedsels in één zomer is mede hierdoor meer regel dan uitzondering. Noordelijke (Scandinavische) goudhaantjes starten zelfs frequent een tweede broedsel terwijl de jongen van het eerste nest nog moeten uitvliegen. Dit, om in de relatief korte noordelijke zomer zoveel mogelijk jongen groot te brengen en het voortbestaan van de soort veilig te stellen. “Brood overlapping” wordt onder veel noordelijke zangvogels waargenomen, alsook onder bijvoorbeeld roofvogels, uilen, ijsvogels, reigers en futen. Onder koolmezen is zelfs ‘brood overlapping’ bekend binnen één en hetzelfde nest. Enkele dagen voor de jonge vogels van het eerste broedsel uitvliegen, start de moedervogel in ditzelfde nest al met het produceren van een tweede legsel!

Onder noordelijke goudhaantjes voedt de vadervogel de jongen van het eerste broedsel en begeleidt hen tot na het uitvliegen, terwijl de moedervogel in de nabijheid eieren legt in een tweede nest en start met broeden. De moedergoudhaan bouwt solo dit tweede nest en legt hierin in twee weken een tiental eieren met een gezamenlijk gewicht gelijk of groter dan haarzelf. Zodra de jongen uit het eerste nest zelfstandig zijn, sluit de vadervogel weer aan en start met het voeren van de jongen in het tweede nest. Twee overlappende nesten van ieder tien kleine goudhaantjes, zijn hierbij geen uitzondering. Vaak liggen de jonge vogels in twee of drie horizontale lagen op elkaar gestapeld in het kleine, met mos en veren beklede, nest. De jongen rouleren onderling van plek zodat ieder jong bovenop komt te liggen en voldoende voedsel krijgt. De overdaad aan jonge vogels ten spijt, bereiken slechts weinigen van hen (20%) de geslachtsrijpe leeftijd van één jaar. De wereldpopulatie wordt geschat op enkele tientallen miljoenen goudhaantjes, maar fluctueert sterk onder invloed van o.a. langdurig strenge winters (IUCN; least concern).