Het is kwart voor vijf in de ochtend. Ik ben al even wakker door het geluid van noordse sterns en eidereenden die zwemmen op de fjord onder ons raam. We liggen in een klein kamertje in het enige hotel op Flatey, midden in de Breiðafjörður, in het westen van IJsland. Het is een eilandje van 2 bij 0.5 km, met twintig houten huizen in pasteltinten, waar de tijd heeft stil gestaan. Met nog 6 anderen stapten we gistermiddag aan wal na een kleine 2 uur varen op de veerboot vanuit Stykkishólmur. Flatey maakt deel uit van een archipel van 40 eilanden, maar is daarin het enige bewoonde eiland dankzij de zes vaste inwoners. We zijn hier maar 24 uur en ik heb me voorgenomen met ochtendlicht de Grauwe franjepoten (Red-necked phalarope, Phalaropus lobatus) te fotograferen die hier broeden, in kleine poelen rondzwemmen en in de branding hun kostje bij elkaar pikken.

De zilte lucht van zee en zeewier komt me tegemoet wanneer ik de deur achter me sluit. Heerlijk! Het is nat en fris. Voor juni is 8-9 °C heel normaal hier op 65 graden noorderbreedte net onder de poolcirkel. De camerahoes doet goed zijn werk, de miezerregen krijgt geen vat op mijn telelens. Ik loop het pad op het dorpje uit. Zo vroeg ben ik als enige buiten. Op zee dobberen zwarte zeekoeten en papegaaiduikers, noordse stormvogels scheren langs de kliffen en op de rotsen bij het strandje vol zeewier roepen mannetjes sneeuwgorzen zich schor in hun zwart-witte zomerpak. Overal vogels, het is een unieke plek. Ook grauwe franjepoten zie ik. Vooral mannetjes die onrustig rondvliegen en achter elkaar aan jagen. Tot er opeens één vlak voor me zit, zijn verenpak schoonpoetsend. Ik leg hem vast languit liggend in het natte gras in het nog schaarse ochtendlicht.

Het mannetje wacht een pittige taak. Zodra het vrouwtje het legsel van drie-vier eitjes heeft voltooid, vertrekt ze. Manlief broedt in 3 weken alleen de eitjes uit en voedt in de daaropvolgende 2 weken solo het kroost op. Hierna staan de jongen er alleen voor. Niko Tinbergen was de eerste die hier in 1935 over publiceerde in Ardea (26: 1-42), op basis van zijn onderzoek in Oost-Groenland, slechts een paar honderd kilometer westelijk van hier.

Later op de ochtend kan ik ook een vrouwtje Grauwe franjepoot fotograferen met haar mooie grijze jas en roodbruine nektekening. Vrouwtjes willen nog wel eens een tweede legsel met een ander mannetje beginnen of vertrekken direct na het leggen van het laatste ei naar zee om zich voor te bereiden op de reis naar de overwinteringsgebieden. IJslandse en Schotse Grauwe franjepoten vliegen zuidwaarts langs de Noord-Amerikaanse kust, steken de Caribische zee over en overwinteren westelijk van Zuid-Amerika in de tropische wateren van de Stille oceaan, ergens rond de evenaar tussen de Galapagos eilanden en Equador/Peru. Grauwe franjepoten zijn één van onze kleinste zeevogels die hier nu even aan land broeden, maar ruim negen maanden per jaar ver op zee leven.

Geweldig dat ik ze hier op Flatey zo mooi kan zien en fotograferen voor ze weer vertrekken naar zee. Hun Scandinavische soortgenoten kom ik dan misschien in Nederland weer tegen in hun grijs-witte winterkleed op weg naar hún overwinteringsgebieden in de Arabische zee.