Steltlopers staan hoog op hun poten waardoor ze in (on)diep water voedsel kunnen zoeken. Ze zwemmen niet, nee, ze lopen al pokend en porrend in de modder op zoek naar visjes en garnalen. Hoe langer hun poten, hoe dieper het water waarin ze nog voedsel kunnen vinden. Pootlengte heeft dus invloed op het dieet van de verschillende soorten steltlopers.
Het summum van steltloper is de Steltkluut (Black-winged Stilt, Himantopus himantopus). De steltkluut doet zijn naam echt eer aan. De verhoudingen tussen lijf en poten zijn eigenlijk volledig zoek. Een steltkluut is heel veel poten en een beetje kluut. De roze poten hebben de lengte en het aspect van spaghetti #12. Hierboven wiebelt een lijfje ter grootte van een forse spreeuw. Zou zo’n beest geen hoogtevrees hebben? Een lange nek en een zwarte pincet als snavel completeren het geheel. Met het zwarte pincetje vist hij wormpjes, garnalen en visjes naar boven. In weerwil van de schijf van vijf is de steltkluut een echte carnivoor.
Ik associeer de Steltkluut met Zuid-Europa en dan vooral met de warmte, het verblindende felle licht en de droogvallende moerassen van de Camargue. Ook Vincent van Gogh moet ze hier gezien hebben in de poelen rond Arles en onder de indruk zijn geweest van deze gracieuze langpoten. Helaas zijn ze niet terug te vinden in één van zijn werken.
In mijn beleving is de Steltkluut hier, zo noordelijk, dus gewoon de weg kwijt. Maar niets is minder waar. Europa-breed is de Steltkluut bezig met een noordwaartse beweging. Net als bijvoorbeeld ook de Grote en Kleine Zilverreiger en de Bijeneter. Allen trekken noordelijker dan ooit nu onze zomers warmer worden. Sinds jaren broeden er nu 20-30 paren in Nederland. Soms wat meer, soms minder. Deze week zag ik op een ondergelopen weiland tussen Wassenaar en Katwijk een mannetje op zijn bizarre roze stelten rondlopen. Hij is één van de zeldzame pioniers van zijn soort die de noordelijke grenzen van hun leef- en broedgebied verkent en misschien nog verder probeert op te rekken.
Fijne paasdagen.