Maandagochtend vertrokken we uit Utsjoki (Fi), een ingeslapen stadje aan de grens met Noorwegen, het sneeuwde en we hadden enkele uren rijden voor de boeg naar Båtsfjord (No). Onderweg, enkele kilometers noordelijk van de brug over de grensrivier de Tana, werden we verrast door drie elanden die de weg overstaken; een moeder met jong en een jong mannetje. Links en rechts van de weg lag een meter sneeuw, het moet zwaar voor ze zijn geweest door dit terrein te bewegen. Later in de middag staken we de Varanger-hoogvlakte richting Båtsfjord over en daalden af naar het immense blauw van de Barentzzee.
Dinsdagochtend was het nog donker toen ik door de diepe sneeuw richting de haven liep. Met het langzaam lichter worden zwommen een twintigtal Stellers eiders de haven binnen. Ze kwamen hier voor de mosselen, wormen en slakjes op de havenbodem. Bijzonder was het dat de Stellers eiders steeds als groep tegelijk doken. Zo zag je er twintig, zo waren ze allen verdwenen om enkele minuten later met veel gespetter tegelijk weer op te duiken. Ze broeden noordelijk van hier in een smalle strook langs de noordkust van Siberië en Alaska. De westelijke populatie overwintert hier en in de Oostzee. Vooral de mannetjes, Johnny Rotten lookalikes, vallen op met hun mintgroene kop, oranjebruine buik en hun bijzondere donkergroene punkkapsel. Het is moeilijk te begrijpen hoe de bizarre coupe de mannetjes een evolutionair voordeel kan verschaffen. De reden ligt ongetwijfeld in de bijzondere smaak van de vrouwtjes eiders. Ik stel me zo voor dat zij in een grijs verleden en masse vielen voor een mannetjeseider met een paar verkeerde veren op zijn achterhoofd en dat dat, over vele generaties heen, geresulteerd heeft in de extravagante groen gestylde coupe van de mannetjes Stellers eiders van nu.
Eind van de ochtend trok het dicht, werd het donkerder en begon het te sneeuwen om niet meer op te houden, zo leek het. De lantarenpaaltjes (1.20 m) rond de parkeerplaats achter ons hotel verdwenen langzaam in en onder de sneeuw. Bijzonder was het om mee te maken hoe een heel havenstadje zich terugtrok, weg van de gestaag vallende sneeuw, warm binnenshuis. Slechts een enkeling gleed in het schijnsel van de lantaarns op een loopsleetje voorbij. In dertig jaar heeft men hier in Båtsfjord niet zo’n sneeuwrijke winter gekend en het is nog niet voorbij. Wat een geluk dat ik de Stellers eiders in redelijke omstandigheden heb kunnen zien en fotograferen!