Een mooie vrieskoude ochtend in februari was het. Ik was op weg naar Zoeterwoude om de Humes bladkoning (Phylloscopus humei, Hume’s warbler) te zoeken die daar al enkele weken verbleef. Een piepklein vogeltje dat goed de weg kwijt is. Zijn soortgenoten overwinteren nu in een gebied dat zich uitstrekt van Noord-Afghanistan en India oostwaarts tot in Noord-Vietnam. Vanuit zijn broedgebied in de naald- en rododendronbossen van NW-China, Mongolië of misschien wel het bergachtige Nepal, is dit 9-10 cm kleine zangertje deze herfst in plaats van zuidwaarts, westelijk afgedwaald zoals de voorbije jaren wel meer Humes bladkoningen deden. Dit nerveuze, diep in het gebladerte verkerende, 9 gram wegend kleinduimpje heeft het blijkbaar goed in ons kikkerlandje daar hij het hier nu al een paar weken uithoudt. Ik was warm ingepakt daar ik aannam een stief kwartiertje te moeten zoeken alvorens ik hem enigszins goed zou kunnen zien of misschien wel fotograferen.
Maar het ging natuurlijk anders. Voor de duidelijkheid; de Humes bladkoning bevindt zich ver buiten mijn gevederde comfortzone. Ik zou hem, noch zijn karakteristieke roep, herkend hebben ware het niet dat ik wist dat hij er zat. Aangekomen op de plaats delict waren er vijf andere telelensdragende vogelvrienden die al een tijdje aan het zoeken waren. Na slechts enkele minuten – mijn statief had ik nog niet opgesteld – was de miniHumes daar plots op een tiental meters, gehaast van tak naar tak fladderend, frequent zijn heldere tweetonige (laag-hoog) roep ten gehore brengend. Hij was mooi en ietwat ADHD, even stilzitten en gewillig poseren zat er niet in. Voor mij een eerste waarneming en, zij het kort, goed te zien! Voor 2000 werd de Humes bladkoning slechts 16 keer in Nederland waargenomen. Tegenwoordig steeds vaker, tot soms wel 10-15 exemplaren in één jaar.
Allan Octavian Hume, pionier van de Aziatische ornithologie, zag op 4 juni 1829 als achtste kind en zoon van een chirurg, het licht in St Mary Cray, Kent, UK en groeide op in Londen. Zijn werkzame leven spendeerde Hume als dienaar van de Britse kroon in de toenmalig Engelse kolonie India. Hier heeft Allan Hume het grootste deel van zijn leven gewoond en gewerkt. Hume ontpopte zich als natuurhistoricus en kenner van het vogelleven in India, verzamelde een museale collectie balgen en opgezette vogels en publiceerde hierover in vele artikelen en boeken vanaf 1868, tot in 1883 het noodlot toesloeg en bij een inbraak in Rothney Castle veel van zijn werk verloren ging. Hume wordt gezien als de grondlegger van de Indiase ornithologie. In 1878 werd de Hume’s Bladkoning voor het eerst beschreven en vernoemd naar Allan Hume in Stray Feathers. Hume moet zijn namegiving Bladkoning frequent gezien hebben wanneer het beestje in de herfst de allengs kouder wordende Himalayapieken achter zich liet om in India te overwinteren.
PS. Op de weg naar huis nog even de steenuil bij Wilsveen gedag gezegd.